Bouwen zonder installaties deel 2
Comfort in een gebouw is als kortstondig geluk
Deel 2 in een reeks artikelen over bouwen zonder installaties. Deel 1 nog niet gelezen? Lees dat dan hier.
Sluit je ogen en waan je voor een moment in je woonkamer. Het is herfst en op een luie zondagochtend zit je aan het ontbijt, de ruimte gevuld met de geur van vers gezette koffie en knapperige broodjes. Buiten drijft een donkere wolk voorbij en geeft de zon vrij spel. Uit het niets vallen zonnestralen precies op je gezicht, warm en behaaglijk. Dat is genieten, hè?
Precies dát gevoel, de onverwachte, maar welkome verandering in je omgeving… Het zonnetje tijdens je ontbijt of een fris briesje op een warme zomerdag; dát zijn kleine geluksmomentjes. En je bent niet de enige die er met volle teugen van geniet. Hele studies zijn er naar gedaan en we noemen het ‘alliesthesia’. In gewone mensentaal: een ervaring van kortstondig geluk doordat er iets verandert in je omgeving en je je weer extra bewust wordt van de wereld om je heen.
Van buiten naar binnen
Genieten van je omgeving en van de veranderlijkheid daarvan kan bij uitstek in de buitenlucht. Zou het niet fijn zijn om die geluksmomenten juist ook naar binnen te kunnen halen? Om gebouwen te maken waarin we ons meer bewust zijn van de omgeving, gebouwen die meewerken met het natuurlijke bioritme van de mens en die afwisseling bieden, juist ook binnen? Onderzoek toont aan dat meer daglicht, frisse lucht en geluiden in gebouwen dit soort gelukservaringen stimuleren. Het horen van regen op een raam geeft ons een beschermd gevoel en het toelaten van daglicht en het ervaren van weerwisselingen houdt ons bewust van de wereld buiten onze werkplek.
Deze hedonistische benadering en het specifieker kijken naar wat mensen nou écht prettig vinden, vraagt om een andere kijk op het gebruik van installaties. We zijn immers gewend dat gebouwen juist een heel constant en statisch binnenklimaat hebben. In dit soort sterk geklimatiseerde ruimtes zijn ‘comfortabele’ geluksmomenten ver te zoeken. Door de opkomst van de centrale verwarming en airconditioning is het in een gebouw vaak altijd tussen de 18 en 23 graden, in de winter én in de zomer. Ook wordt de lichtsterkte op werkplekken constant gehouden en geluid en tocht worden verbannen alsof het hinderlijke misdadigers zijn.
Star
Maar dat is wel wat we comfort noemen. De situatie waarbij uit alle macht wordt gezorgd voor een omgeving waarin zo weinig mogelijk verandert. Maar klopt die heersende definitie van comfort wel? En wie heeft hem bepaald? In de praktijk vindt de één 23 graden een fijne temperatuur terwijl de ander het beste gedijt bij een ‘frisse’ 18 graden. Comfort verschilt van mens tot mens en kan dan toch eigenlijk geen starre definitie hebben?
Status quo
De status quo is dat er een apparaat wordt aangezet als er zich een ‘comfortprobleem’ voordoet. Voor een nog beter comfort zouden we nog meer techniek nodig hebben. De ‘beste’ technieken voor ventilatie bepalen wat de gezondste lucht is die je in een gebouw kunt hebben. Maar die luchtkwaliteit haalt het bij lange na niet bij de kwaliteit van buitenlucht. En buitenlucht is ook nog eens gratis voorhanden.
De oplossing
Afstappen van die sterk geconditioneerde binnenklimaten en het ontwerpen van meer dynamische omgevingen, maakt onze gebouwen gezonder en prettiger voor hun gebruikers. Behaaglijke gebouwen met een arsenaal aan ruimtes en belevingen, met frisse lucht en daglicht en waarin je kunt ervaren wat voor weer het buiten is, zijn prima mogelijk.
Bovendien hebben zulke gebouwen helemaal niet veel installaties nodig om gedurende een groot deel van het jaar voor een aangenaam binnenklimaat te zorgen. Zolang we maar gebruik maken van de natuurlijke omstandigheden, van oriëntatie, windrichting, bodemgesteldheid, materialen en ontwerpen op het klimaat. Dat is er maar weinig installatietechniek – en energie – nodig om een gebouw voldoende te verwarmen, te verlichten en te voorzien van frisse lucht. De oude Egyptenaren werkten bijvoorbeeld al met een combinatie van ondergrondse tunnels en binnentuinen om hun gebouwen te koelen. Aan de ene kant van het gebouw werd een koele binnentuin aangelegd, rijkelijk voorzien van beplanting (die de lucht koelt door verdamping). Aan de andere kant bevond zich een lege patio, zodat de lucht daar flink opwarmt in de zon. Deze twee binnentuinen waren verbonden door een tunnel en door het optredende ‘schoorsteeneffect’ werd de koele lucht door het gebouw heengetrokken. Door slim gebruik van de elementen die er al zijn, een heerlijk koel gebouw zónder het gebruik van installaties. Comfort dus, én in ruime mate geluk.
Volgende keer
Prettige omgevingen doen een mens goed en dat leidt tot betere prestaties, meer alertheid en minder ziekteverzuim. Ook daglicht speelt daarbij een prominente rol. In het volgende artikel gaan we dieper in op het gebruik van daglicht, de invloed ervan op de menselijke psychologie en ons gestel en de (on)zinnige manieren waarop er momenteel mee wordt omgegaan.
Lees hier deel 3 van deze blog over bouwen zonder installaties.
- Auteur
- Aldo Vos, Architect-directeur Broekbakema
- Foto
- V-Lodge van Reiulf Ramstad Arkitekter
- Fotograaf
- Sören Harder Nielsen
Wilt u meer weten? Wij vertellen u graag meer.
- ir. Aldo Vos
- Architect directeur